
1. Hoofdzaken vinden
Lezen
Voordat je begint met schrijven, lees je de bronteksten. Je kiest welke tekst je eerst gaat lezen. Als er tussen de verschillende bronteksten een meer algemene tekst zit, kun je daarmee beginnen.
Je start met verkennend lezen. Zo kun je je snel een beeld te vormen van de brontekst. Bekijk zeker volgende tekstelementen:
- Titel: vormt een eerste aanwijzing voor het thema van de tekst.
- Ondertitel: specifieert het thema (geeft bijvoorbeeld de invalshoek aan van waaruit het thema behandeld wordt).
- Tussenkopjes: geven een informatie over de opbouw van de tekst en bevatten bovendien belangrijke info.
- Inleiding: geeft aan wat je kan verwachten in het vervolg van de tekst.
- Ook illustraties, foto's, tabellen, grafieken ... zijn heel handig om een eerste beeld van de tekst te krijgen.
Selecteren
Na het verkennend lezen, selecteer je de hoofdzaken of hoofdideeën. Hiervoor zal je de teksten een tweede keer moeten doornemen.
Tijdens deze ronde ga je actief lezen. Markeer de info die jou belangrijk lijkt om te verwerken in je synthese. Noteer de hoofdzaken die je hebt gevonden in het schema en zet hoofdzaken uit verschillende bronnen bij elkaar.
De hoofdzaken van de bijzaken onderscheiden is niet altijd even gemakkelijk. Hoe weet je nu welke info je moet selecteren?
- In een schrijfopdracht staat vaak een bepaald doel vermeld. De relevante info is dan die info die je nodig hebt om je doel te bereiken. Bij een argumentatieve synthese bestaat de relevante info uit de verschillende argumenten die een bepaald standpunt onderbouwen.
- Vaak vind je hoofdzaken in de kernzin van een alinea. Vaak vind je zo'n kernzin aan het begin van een alinea. Maar let op: soms is de kernzin de laatste zin van een alinea (conclusie) of heeft een alinea geen kernzin.